Een blog van Joost van den Heuvel-Rijnders
Bij het verlaten van de supermarkt zie ik twee kinderen staan, een jongen en meisje. Jaartje of tien. Ze verkopen hun oude speelgoed, alles mooi uitgestald op een kleedje. Terwijl ik hen beide passeer hoor ik het meisje aan de jongen vragen: ‘Wat vind jij eigenlijk bijzonder wat eigenlijk helemaal niet zo bijzonder is?’ Ik vertraag niet mijn pas om het antwoord van de jongen af te wachten, maar neem de vraag wel mee terwijl ik naar huis loop.
Ik mijmer een beetje over het gewone en het bijzondere in relatie tot het beoefenen van meditatie. Wat is er zo bijzonder aan meditatie en de lessen van de Boeddha? Zijn ze juist niet heel gewoon? Zitten, lopen, liggen, staan. Met aandacht. Spreken, luisteren, proeven, voelen. Ook met aandacht. Dat is heel gewoon, en toch ook bijzonder. In deze wereld die gedreven wordt door willen en presteren is het niet heel gangbaar om stil te staan, te pauzeren en bewust ervaren van wat er is. We gaan daarmee tegen de stroom in.
Het katholieke klooster in Denekamp – mijn thuisbasis van de retraites die ik organiseer – staat in de traditie van Franciscus van Assisi. Hij schijnt gezegd te hebben: ‘Begin door te doen wat nodig is, daarna wat mogelijk is, en plotseling doe je het onmogelijke’.
Wat is nodig? De wereld heeft meer mindfulness, wijsheid en compassie nodig. Ook onze binnenwereld. Meditatie begint altijd bij jezelf. Wat is mogelijk? Het openen voor de ervaring en er erkennend van gewaarzijn. Ook als het lastig en pijnlijk is. Die potentie hebben we allemaal en wordt de boeddhanatuur genoemd. Wat is het onmogelijke? Niet slaafs meegaan in onze patronen en automatismen. Nieuwe wegen vinden in het omgaan met vergankelijkheid en oncontroleerbaarheid. Met zachte ogen kijken naar de wereld.
Voor je het weet beloop je het pad van meditatie, een bijzonder buitengewoon pad.