Het gebeurde tijdens de periode van drie maanden dat ik nog als long-term yogi op IMS (Insight Meditation Society – USA) verbleef nadat ik eerst de 3-maands retraite had gevolgd. Ik maakte zo nogal wat leraren mee die een week-retraite begeleidden.
Gedurende mijn hele verblijf aldaar was ik dagelijks een uur in de speciale yogaruimte om er mijn yogaoefeningen te doen als ondersteuning van mijn meditatieproces. Toen ik op een dag binnen kwam in deze ruimte zag ik in een hoek een vrouw alleen zitten. Ze keek niet zo vrolijk en had het kennelijk moeilijk. Terwijl ik mijn oefeningen deed begon ze zacht te huilen. Maar geleidelijk werd het huilen steeds harder tot het hartverscheurend werd. Ik voelde hier een intense vorm van dukkha (pijn/lijden). Ik ging rustig door met mijn oefeningen, maar de pijn die haar huilen verraadde ging ook door mij heen. Toch had ik het gevoel niet naar haar toe te moeten gaan.
Na de retraite kwam ze naar me toe en bedankte me. Op mijn vraag waarvoor ze mij bedankte antwoordde ze: ‘Jij ging rustig door met je oefeningen, was betrokken bij mijn verdriet, maar liet mij vrij en greep niet in!’.
Mededogen houdt in dat je geraakt wordt door de pijn van de ander en tracht deze pijn op te heffen of te verlichten. Maar als je te maken hebt met vormen van dukkha, meestal vanuit het verleden, die bij iemand als gevolg van de meditatie naar boven komt is het beter niet in te grijpen, maar de ander de gelegenheid te geven helemaal door dat proces van die dukkha heen te gaan – hoe pijnlijk ook – om zich zo te kunnen bevrijden van de aanwezige dukkha.
Daarom heb ik wel eens een retraite-deelnemer teruggeroepen die naar iemand wilde voor wie de pijn te veel werd en de zaal verlaten had. Hierbij past mooi onderstaand gedicht van een onbekende dichter(es):
Wie niet onder het oppervlak
wil glijden van de bron van het pijn
zinkend door het diepe donkere water
naar een plek waar je niet kunt ademen,
zal nooit de bron kennen
van waaruit we drinken
het geheime water, koud en helder.
Hij vindt in het donker
niet het geglinster van de kleine, ronde muntjes
weggegooid door hen die iets anders wensten.